Leespraat
‹ ga terug naar pagina Methodes
Hoewel de methode Leespraat ontwikkeld is voor kinderen met Downsyndroom, heb ik in mijn praktijk ervaren dat ook kinderen met een andere verstandelijke beperking baat kunnen hebben bij Leespraat. Ieder mens wordt geboren als beelddenker en kan pas woorddenker worden op het moment dat het met geschreven taal in aanraking komt. Een kind met een beperking komt in geringe mate in aanraking met geschreven taal en zal daarom langer/altijd beelddenker blijven. Leespraat is in beginsel een globaal woorden methode waarbij hele woorden aangeboden worden. Net als in de methode “Ik leer anders”, welke specifiek ontwikkeld is voor de “gewone” beelddenker. Voor mij is dat de verklaring waarom Leespraat ook aanslaat bij kinderen met een andere beperking dan Downsyndroom; het zijn beelddenkers!
Taal is belangrijk voor de interactie tussen mensen en voor het zelfstandig kunnen functioneren in de maatschappij. Kinderen zonder beperking “oefenen” taal vanzelfsprekend de gehele dag. Een kind met een beperking doet dit niet. Voor deze kinderen is gesproken taal vaak een brei van woorden.
Dit heeft een aantal redenen:
- Vaak zijn de auditieve vaardigheden zwakker.
- In de meeste gevallen is er sprake van gehoorverlies (mn bij Downsyndroom).
- Vaak hebben kinderen met een beperking een dysfatische stoornis. Dit houdt in dat deze kinderen veel (van) wat tegen hen wordt gezegd begrijpen, maar zij kunnen niet tijdig taal oproepen om te antwoorden.
- Veel kinderen zijn beelddenkers.
Hieruit vloeit voort:
- Dat het kind makkelijker leert door wat het ziet, dan wat het hoort.
- Dat in groepsverband de boodschap niet duidelijk genoeg over komt
Door het oefenen met visueel aangeboden leeswoorden wordt taal inzichtelijk. Het kind wordt uitgedaagd (om) te gaan praten en hierdoor zal het uiteindelijk beter en meer gaan praten. Het zal langere zinnetjes gaan maken. Woorden worden gemakkelijker opgeroepen, omdat ze als beeld worden aangeboden. Het kind zal beter verstaanbaar gaan praten, omdat het ziet wat het zegt.
Het verschil tot andere reguliere taalmethodes:
- Leespraat werkt (in eerste instantie) niet met letters en klanken, maar direct met hele woorden (globaalwoorden). Er wordt van het geheel naar het deel gewerkt, van woord naar letter/klank.
- Leespraat gaat altijd van visueel (ogen) naar auditief (oren).
- Lezen is begrijpend lezen vanaf het begin.
- Leespraat maakt gebruik van voor het kind betekenisvolle en functionele woorden. Dus geen standaard methode, maar op maat gemaakt voor het kind.
- Het kind leert in zijn/haar eigen tempo.
- Het is essentieel dat er veel in de één op één situatie met het kind geoefend wordt.
- Met leespraat kan al heel vroeg begonnen worden (soms al vanaf 2 jaar).
- Het aanleren van woorden gebeurt op speelse wijze en moet bij voorkeur aangeboden worden in het dagelijkse leven.
In de meeste reguliere methodes beginnen kinderen met spellend lezen. Wanneer een kind met een beperking spellend leert lezen, leert het letters en klanken, waardoor het een woord niet herkent. Om te begrijpen wat het leest, moet het kind het woord herkennen. Dat is eigenlijk wat iedereen die kan lezen doet: je ziet een woord en weet wat er staat, zonder de afzonderlijke letters te lezen. Bij Leespraat worden woorden aangeboden die bij het kind passen, zo leert het direct begrijpend lezen. Ze zien het woord in eerste instantie net zoals ze een plaatje herkennen (beelddenken).
Wanneer een kind met een beperking spellend leert lezen, bestaat het gevaar dat het altijd blijft spellen en nooit tot begrijpend lezen komt. Maar het is natuurlijk onmogelijk om alle bestaande woorden aan te leren als woord in zijn geheel. Pas wanneer een kind zelf ontdekt dat een woord uit klanken en letters bestaat, gaat Leespraat hier op in. Vanaf dat punt kan stapsgewijs naar een meer analytische benadering toe gewerkt worden. Het kind leert beginletters herkennen en ziet overeenkomsten tussen lettergrepen en andere woorddelen. Op deze manier leert het geleidelijk aan ook nieuwe woorden lezen.
Waar in het gewone onderwijs het lezen pas komt nadat het kind zijn spreektaal praktisch volledig ontwikkeld heeft, kan bij de methode van het globaal lezen begonnen worden op het moment dat het kind de eerste woordjes gaat zeggen. Het aanbieden van leeswoorden en zinnetjes loopt steeds een klein stapje vooruit op wat het kind al zelf kan zeggen. Juist door hen vroegtijdig te leren lezen (via globaal woorden) wordt de taal meer geoefend, zodat woorden en zinnen makkelijker oproepbaar worden. Leespraat is bij uitstek geschikt als logopedisch hulpmiddel.
|